Heb je weleens gehoord van de Sprinkhaan en de Mier? Terwijl de Sprinkhaan rustig tijdens de zomer in de schaduw zat te fluiten, werkte de Mier stug door om een voorraad aan te leggen voor de winter. Voorzienigheid is daarbij het toverwoord van de Mier. ‘Het vermogen van het oplettende verstand in dit leven die dingen vergaren en zorgvuldig bewaren die ervoor zorgen dat je altijd kunt leven in eeuwige en heerlijke rust’, aldus de Mier in deze Middeleeuwse fabel.
Die voorzienigheid bleef voor mij plakken. Want hoewel de Mier gefixeerd was op graankorrels en zich voorbereidde op de winter, zouden wij er goed aan doen om als Mieren druppels water te verzamelen voor de zomer. Een hoop druppels.
Want in de toekomst wordt Nederland alleen maar droger, en valt de regen die er valt intenser. Daar zou de Mier wel raad mee weten: water zoveel mogelijk vasthouden en hergebruiken.
Deze verandering in denken daalt langzaam in. In elk stuk dat je leest over watermanagement in Nederland wordt dit als een vanzelfsprekend evangelie verkondigd. Niet meer klakkeloos afvoeren, maar vasthouden. Water sparen voor later. Dit is echter niet een beleidskeuze op tafel van een waterschap die afgehamerd kan worden. Het vergt een grootschalige aanpassing van ons watersysteem en (Sprinkhaan incoming) een verandering van ons waterbewustzijn.
Waterbewustzijn. Een prachtige dooddoener in waterwerkend Nederland. Maar zolang we collectief water beschouwen als iets dat praktisch gratis uit de kraan komt (voor bedrijven al lang niet meer overal vanzelfsprekend, drinkwaterbedrijven luiden de noodklok over het voldoen aan de vraag voor particulieren in de toekomst) en daarna doodleuk wegstroomt in het afvoerputje, hebben we een lange weg te gaan. We kunnen het ons niet permitteren om als Sprinkhanen water het afvoerputje in te zien stromen.
Er is toch een hoop water beschikbaar in Nederland? Inderdaad Sprinkhaan, dat klopt. Restwater wel te verstaan. Water dat al een keer ‘gebruikt’ is (koelwater, proceswater etc.), of tot nu toe wordt gezien als moeilijk te gebruiken bron (regenwater, al dan niet in rioolstelsels). Er zijn zoveel plekken die dit soort water kunnen aanbieden, en een hoop watervragers die hier van gebruik zouden kunnen maken. Om die aan elkaar te verbinden, zullen we ons moeten organiseren als Mieren. Samenwerken dus.
Want ja, om grootschalig water te delen moeten er nog een hoop stappen gezet worden. De Waterbank probeert hier richting aan te geven. Als publiek-private samenwerking vormt de Waterbank de mierenhoop waar kennis en ervaring op dit gebied zich moet gaan concentreren. Zo wordt er onderzoek gedaan, onder andere naar de kwaliteit van dit restwater. Welke kwaliteit is waarvoor nodig? Vragers en aanbieders van dit restwater worden in kaart gebracht en vervolgens aan elkaar gekoppeld.
Laten we als land vol Sprinkhanen uit onze schaduw stappen. Laten we elke druppel water in tijden van overvloed vasthouden en hergebruiken waar dit mogelijk is. Of je nou een regenton installeert, als bedrijf proceswater hergebruikt of als gemeente je sportvelden beregent uit het hemelwaterriool, de Mier zou trots geweest zijn.
‘Ja, ik ben bezorgd, omdat ik de toekomst meer vrees (terwijl jij alleen geniet van het heden), want wat voorbij is ben ik al kwijt; aan wat nu is, ben ik bezig voorbij te gaan, voortgedreven door de haastige loop van het uitspansel, en alleen wat nog komt, bezit ik.’ – Mier
Tekst: Anda Schippers ‘De kikker die zichzelf opblies en andere Middeleeuwse fabels’. (1999) Via: https://www.dbnl.org/tekst/schi096kikk01_01/schi096kikk01_01_0010.php